Niets zo belangrijk als die eigen stijl, of de eigen stem, zegt Mark Kramer in Telling True Stories, de bloemlezing en introductie tot narratieve journalistiek die hij (mede) samenstelde. Kramer schreef zelf voor The New York Times Magazine, The Atlantic en National Geographic, maar werd vooral bekend als oprichter van de jaarlijkse conferentie over verhalende journalistiek in Boston. Die conferentie valt onder het Nieman Institute dat aan de Harvard-universiteit journalisten onder andere met fellowships de kans geeft zich een jaar lang te verdiepen.
Kramer is ook de man geweest die de op zijn conferentie geïnspireerde True Stories-conferentie van de stichting Verhalende Journalistiek van advies diende. Op die landdag van het narratieve schrijven leerde ik hem kennen.
Mark Kramer is al decennia gegrepen door storytelling, of ‘literaire journalistiek’ zoals het ook wel wordt genoemd, omdat deze journalistiek de lezer serieus neemt, de lezer die om alles wat hij leest zowel kan lachen als kan huilen, en er bij gelegenheid ook woest om kan worden.
Dat heeft alles te maken met voice, denkt Kramer. De verteller die de lezer het nieuws brengt — tot voor kort was dat bij het ontbijt — moet een herkenbare stem hebben, een eigen stijl, omdat de lezer zich met zo’n voice kan identificeren. Dat is wat verhalende journalistiek onderscheidt van het alledaagse, reguliere nieuws. Want die berichtenstroom is anoniem en ingetogen, hij laat zich niet meeslepen door de gebeurtenissen maar bewaart zijn distantie.
De unieke stem is één van de factoren waardoor narratieve journalistiek verwant is aan literatuur. Dat zit hem, schreef Kramer in Telling True Stories, in de auteur die geen kleurloze passanten in zijn verhalen opvoert maar personages wier karakter hij probeert te tekenen door hun handelen te beschrijven. En ook is die schrijver niet te benauwd om partij te kiezen, niet kritiekloos uiteraard, maar van enig activisme, suggereert Kramer, is nog geen dagblad slechter geworden, mits het met open vizier en dus volkomen transparant, partij kiest.
Wat de regels zijn waaraan narratieve journalisten zich volgens Mark Kramer moeten houden? Wat onderscheidt hen van ‘gewone’ journalistiek?
In ‘Breakable Rules for Literary Journalists’[2], in 1995 verschenen op Nieman Storyboard, een voortreffelijke website over journalistiek, schreef Mark Kramer dat literaire journalisten zich om te beginnen intens verdiepen in de wereld die ze beschrijven. Dat doen ze vaak weken of maanden achtereen, en geregeld vergt hun journalistieke onderzoek jaren.
Volgens Tracy Kidder, die zijn loopbaan begon als freelancer voor The Atlantic en uitgroeide tot de auteur van een lange reeks non-fictieboeken, moet narratieve journalistiek de werkelijkheid daardoor wel beter weergeven. Toen hij in 1982 een Pulitzer kreeg voor zijn tweede boek, The Soul of a New Machine, haalde Kidder zich de woede op de hals van jonge journalisten. De gevierde journalist wees erop dat literaire journalistiek nu eenmaal ‘more accurate’ is dan het werk van ‘daily’ verslaggevers. Dat kan haast niet anders omdat de jonge piketverslaggever drie uur de tijd krijgt om een achtergrondartikel bij elkaar te bellen en in diezelfde werkdag ook nog twee andere nieuwsverhalen moet schrijven.